Update regietafel stikstofproblematiek

By 1 mei 2020Uncategorized

Update regietafel stikstofproblematiek

Jelle Beemsterboer, wethouder Schagen en deelnemer regietafel

Net als mijn collega-bestuurders werk ik de laatste weken vanuit huis. De coronamaatregelen hebben de tweede vergadering van de regietafel stikstofproblematiek opgeschoven naar 6 mei. De agenda ontvangen wij op 4 mei van de Provincie, die sturen we via de VNHG door, maar er is helaas weinig tijd om de gemeenten goed te kunnen consulteren.

Op de agenda staat in elk geval:
– Een update van de stand van zaken
– Een voorstel over het vormgeven van de gebiedstafels zonder fysieke bijeenkomsten
– Brief natuurverenigingen ten aanzien van het gebruik van de ecologische voor-toets (door o.a. de gemeente Schagen)
– Bespreken schriftelijke aandachtspunten en reactie provincie daarop

Ondanks de lichte vertraging door de coronacrisis wordt er op provinciaal en rijksniveau doorgewerkt aan de oplossing van de stikstofproblematiek. Ik verwacht dat we de extra inzet van 5 miljard euro door het rijk ook zullen bespreken en hoop dat de effecten daarvan voor de versterking van de natuur ook vergunningverlening voor meer projecten weer mogelijk zal maken.

Los van de regietafel heeft een aantal gemeenten een brief geschreven aan gedeputeerde Rommel met tips voor versnelling van de stikstofproblematiek. Daar is een snelle reactie van de gedeputeerde op gekomen met het verzoek in gesprek te gaan. Deze brief, inclusief reactie, vindt u onder deze update.

Bedankt voor alle input en tot een volgende update.

Zeven adviezen voor een voortvarend provinciaal stikstofbeleid

 

(Met reactie provincie ingevoegd)

 

Door de stikstofcrisis stagneren veel woningbouwplannen in onze provincie. Het streven van het provinciaal bestuur en de gemeenten is erop gericht die plannen vlot trekken en de vergunningverlening op volle sterkte te brengen. Die inzet wordt gewaardeerd, maar naar onze waarneming kan het tempo omhoog en kan de provincie wat verder haar nek uitsteken en zo de woningbouw bevorderen. Zonder de natuurwaarden tekort te doen, integendeel. De provincie Noord-Holland kan een voorhoedepositie innemen. De urgentie van de woningvraag rechtvaardigt dit ten volle.

 

Zeven korte-termijnacties die de woningbouw vlot trekken en de natuur niet schaden

 

  1. Neem enig juridisch risico bij de vergunningverlening Sinds de rechtelijke uitspraak over de PAS op 29 mei 2019 is veel twijfel ontstaan over de vergunbaarheid van woningbouwplannen en andere projecten waarbij stikstof in het geding is. ‘Bij twijfel niet inhalen’ lijkt de richtlijn te zijn die de Omgevingsdiensten meekrijgen bij de beoordeling van vergunningaanvragen. Omdat er na de PAS-uitspraak weinig nieuwe jurisprudentie is, zijn de marges onduidelijk en overheerst twijfel over de vergunbaarheid van aanvragen. Vergunningen die met 100% zekerheid een eventuele rechtelijke toets zullen doorstaan, zijn er weinig.

 

Anderzijds ontstaat geen nieuwe jurisprudentie (en daarmee helderheid) als de provincie geen vergunningen verleent waarover (lichte) twijfel bestaat. Wij adviseren om enig risico accepteren en meer te vergunnen in situaties die zich daarvoor lenen. Het geeft politiek ‘comfort’ als alle betrokkenen goed worden geïnformeerd over het risico en zich dus bewust zijn dat de vergunning de eindstreep mogelijk niet zal halen.

 

Reactie provincie:

Er worden momenteel af en toe vergunningen afgegeven waarin een kleine, tijdelijke toename wordt toegestaan. Daarbij wordt het benoemde risico dus wel geaccepteerd. Niet alle situaties lenen zich daar echter voor. We proberen daarin een lijn te ontwikkelen en aan te houden. Op dit moment betreft het vooral kleine tijdelijke deposities voor projecten of projecten waarbij uitzicht bestaat op een forse depositie-afname in de zeer nabije toekomst.

 

  1. Handel vergunningaanvragen vlot af

 

De Omgevingsdiensten kampen met een forse werkdruk, daar bestaat begrip voor. Niettemin moet het – met gevoel voor urgentie en een vlotte, ongecompliceerde communicatie met de vergunning-aanvragers – mogelijk zijn om de aanvragen binnen de wettelijke termijn van 13 weken af te handelen. Dat duurt nu vaak (veel) langer. Wij adviseren Gedeputeerde Staten om regelmatig managementinformatie bij de omgevingsdiensten in te winnen over de doorlooptijden.

Reactie provincie:

Op basis van de wettelijke termijnen beslissen wij binnen 13 weken op een vergunningaanvraag Wet natuurbescherming. Deze termijn kan éénmaal met 7 weken worden verlengd. Na ontvangst van de definitieve aanvraag wordt deze beoordeeld op volledigheid en kan het bevoegd gezag op grond van de informatie die bij de aanvraag is aangeleverd een besluit nemen. Helaas blijkt dat bij veel aanvragen om aanvullende informatie moet worden verzocht. Een verzoek om aanvullende informatie heeft een opschortende werking tot gevolg waardoor het traject langer duurt.

Hoewel dit de wettelijke termijnen zijn om tot een definitieve vergunning te komen is onze inzet om deze termijnen te verkorten. Wij hebben oa. extra personeel ingehuurd, hoewel de betreffende deskundigheid lastig te vinden is op dit moment. We kijken ook naar andere oplossingen.

Zo informeren de provincie en de omgevingsdienst de initiatiefnemers over de procedure en benodigde informatie. Er werd er op 2 maart een informatiebijeenkomst gehouden voor de bouwwereld, waar veel vragen zijn beantwoord (zie bijlage). Op deze bijeenkomst werd ook de mogelijkheid van een spoedaanvraag genoemd. Als een aanvraag met spoed behandeld zou moeten worden, kan de aanvrager dat goed onderbouwd aangeven zodat de ODNHN kan bezien of het mogelijk is die vergunningaanvraag met voorrang te behandelen voor zover de beschikbare capaciteit dat toelaat.

 

  1. Gebruik de ecologische motivering

 

Gebruik de ecologische motivering en breng de stand van de beschermde soorten in N2000-gebieden jaarlijks in beeld. De RvS uitspraak (d.d. 11-03-20) over het Pallas- project toont aan dat een toename van stikstofdepositie in goed functionerende natuurgebieden toelaatbaar is indien ecologisch onderzoek aantoont dat geen significant effect voor de instandhouding van de beschermde soorten te verwachten is. Goed beheerde N2000-gebieden met relatief weinig uitstoot in de omgeving vormen dus geen blokkade meer voor (woningbouw-)projecten. Om de ecologische motivering te versnellen, bepleiten wij dat de provincie in de N2000-gebieden, per hexagoon de ontwikkeling van de beschermde soorten jaarlijks laat onderzoeken. Hiermee ontstaat een basis voor motivering van projecten op ecologische grondslag.

 

Reactie provincie:

De basis van het probleem zit er in dat er geen sprake is van “weinig uitstoot” zoals genoemd in het advies. In alle gebieden zit de huidige depositie ver boven het gewenste niveau voor de meest gevoelige habitats. Het is dus van belang dat we er gezamenlijk aan werken deze depositie naar beneden te krijgen. Hier vindt dus ook onze primaire inzet op plaats en we zullen dus niet aanvullend (jaarlijks) de natuur monitoren. Wel voeren we natuurlijk de reguliere monitoring uit in het kader van de Natura 2000-beheerplannen. Overigens vinden op dit onderwerp nog wel landelijke gesprekken en analyses plaats waarin ook gekeken wordt of op landelijk niveau de keuze wordt gemaakt meer natuuronderzoek te doen.

Uiteraard zijn wij ook verheugd over het feit dat de Afdeling bestuursrechtspraak kennelijk ruimte ziet om met een ecologische onderbouwing te kunnen motiveren dat een toename van depositie (effect van >0,00 mol) in een situatie waarin de KDW is overschreden, niet altijd hoeft te betekenen dat de natuurlijke kenmerken van het gebied worden aangetast. Daarbij maken wij wel de kanttekening dat de uitspraak niet betekent dat de gebruikte methodiek in andere zaken steeds tot dezelfde conclusie zal leiden. Veel is afhankelijk van de concrete situatie (van het project, alsook van de situatie in het veld). De Afdeling heeft in dit geval bijvoorbeeld uitdrukkelijk gewezen op het feit dat van de zijde van de appellante geen tegenrapport is overgelegd. Niet ondenkbeeldig is daarnaast dat de Afdeling het belang van de Pallas-reactor heeft meegewogen. Het blijft dus zaak per geval goed (en gebiedsgericht) ecologisch te onderbouwen waarom geen sprake is van aantasting van de natuurlijke kenmerken van het gebied.

 

  1. Geef meer mogelijkheden voor intern salderen

 

Een in het plangebied gesitueerde stikstofbron die wordt gesaneerd in het kader van de transformatie telt mee bij de berekening van de stikstofdepositie. Nu gelden daarvoor zeer strenge voorwaarden en een zware bewijslast. Zo telt bijvoorbeeld de uitstoot van een gebouw met een publieksfunctie dat inmiddels om veiligheidsredenen al is gesloopt niet meer mee. Dat gebeurt op basis van de provinciale beleidsregel die eigenlijk voor interen salderen in de agrarische sector is bedoeld. Daardoor krijgen nu projecten en plannen waar al gesloopt is geen groen licht, terwijl herstel van de oude situatie (die het bestemmingsplan toestaat) méér stikstof zou uitstoten. Ons advies: wees pragmatisch en geef meer mogelijkheden voor intern salderen. Bepleit in IPO-verband aanpassing van deze beleidsregel op korte termijn. Zolang dat niet het geval is, vragen wij om een ruimere interpretatie van de beleidsregel.

 

Reactie provincie:

Er is geconstateerd dat de voorwaarde voor intern salderen in de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland dat de gebouwen nog aanwezig moeten zijn, inderdaad voor sommige projecten zeer ongunstig uitpakt. Dat wordt bestuurlijk ongewenst gevonden en om die reden wordt momenteel gewerkt aan een voorstel om de Beleidsregel op dat punt aan te passen.

 

  1. Introduceer gebiedsgerichte drempelwaarden

 

Wat enorm zou schelen in de doorlooptijd van bouwplannen, (onderzoeks-)kosten en belasting van ambtenaren en vergunning-aanvragers is de instelling van gebiedsgerichte drempelwaarden. Indicatief: voor de bouwfase 0.5 mol/ha. en voor de gebruiksfase 0.1 mol/ha. In Nederland is de depositie nu gemiddeld 1.600 mol/ha, dus dit gaat om zeer lage drempels. Op basis van de juridische literatuur lijkt geen beletsel te zijn. De provincie Noord-Holland zou ook hier het voortouw kunnen nemen.

De vermeden uitstoot door de kabinetsmaatregelen (o.a. verlaging maximumsnelheid) en aanvullende maatregelen van de provincie bieden voor elk N2000-gebied voldoende ‘stikstofruimte’ om deze lage drempelwaarden te kunnen rechtvaardigen.

 

Reactie provincie:

De stikstofruimte die er komt door de snelheidsverlaging in Noord-Holland is zeer beperkt en de meeste Natura 2000-gebieden zijn zwaar overbelast. Het is daarom zaak om eerst meer brongerichte maatregelen te nemen om de depositie substantieel omlaag te brengen. Pas wanneer het zover is, kan eventueel gekeken worden naar drempelwaarden. Met de gebiedsgerichte aanpak zijn we nu aan het kijken naar bronmaatregelen.

De wenselijkheid van drempelwaarden wordt zeker onderkend. Landelijk worden daarom wel de mogelijkheden voor drempelwaarden verkend. Het is echter nog te vroeg om aan te kunnen geven of dit ook tot drempelwaarden zal leiden.

 

  1. Gebruik de salderingsbank van het stikstofregistratiesysteem actief

 

Extern salderen met wegnemen van stikstofbronnen is in beginsel toegestaan, met 30% afroming voor de natuur. Om te voorkomen dat de overblijvende 70% niet volledig voor (woningbouw)projecten benut wordt dient deze opgenomen te worden in een salderingsbank. Het nieuwe stikstofregistratiesysteem is zo’n salderingsbank. Het systeem is ingericht per N2000-gebied.

Het provinciaal bestuur kan bijdragen aan de ruimte in deze stikstofbank door nieuwe projecten die stikstofuitstoot reduceren op te nemen. Denk hierbij aan gesaneerde (agrarische) bedrijven, beperkingen van het wegverkeer nabij N2000-gebieden of een schoner wagenpark. Aerius-berekeningen vertalen de verzamelde vermeden stikstofuitstoot naar de effecten op het N2000-gebied. Projecten die stikstof uitstoten kunnen de beschikbare stikstofruimte gebruiken. Hoe eerder salderingsbanken gevuld worden, des te sneller we de weggenomen stikstofbronnen kunnen inzetten voor hoogst noodzakelijke woningbouw.

 

Reactie provincie:

Het stikstofregistratiesysteem dat er nu is voor de landelijke maatregelen kan op termijn worden uitgebreid met provinciale maatregelen. Pas als dat via de ministeriële regeling wordt opengesteld kunnen de provinciale maatregelen hierin worden opgenomen.

 

  1. Geef duidelijkheid over bestemmingsplannen in relatie tot stikstof

 

Het is juridisch onduidelijk hoe met de dubbele toets van zowel bestemmingsplan als omgevingsvergunning binnen het plangebied moet worden omgegaan. Hier is nog geen ervaring mee. De vraag wordt acuter, nu de plancapaciteit (voor woningbouw) in vigerende bestemmingsplanen langzamerhand op raakt. Bijkomend voordeel van het bestemmingsplan is dat de jurisprudentie over intern salderen ruimer is dan voor individuele projecten.

Het zou enorm helpen als op bestemmingsplanniveau een natuurvergunning kan worden verleend die dan ook bruikbaar blijft bij de vergunningen die op basis van dat plan worden verleend. Een dubbele vergunningverlening (bij zowel plan als project) zal vertragend en kostenverhogend werken.

 

Reactie provincie:

Er is geen dubbele vergunningplicht. Er is wel de verplichting om én in het kader van de planvorming én in het kader van de vergunning inzichtelijk te maken dat stikstofdepositie geen probleem vormt.

In het kader van het bestemmingsplan gaat het om een plantoets waarbij de ontwikkeling die met het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt maximaal moet worden beoordeeld.

In het kader van de vergunning moet inzichtelijk worden gemaakt dat er geen sprake is van significante effecten.

Het betreft 2 verschillende toetsmomenten, die ook net iets anders worden ingevuld. Wel is in artikel 7 van de Beleidsregel intern en extern salderen geregeld dat als er voor het bestemmingsplan gesaldeerd is, die saldering ook voor de onderbouwing van de vergunningaanvraag ingezet mag worden.

 

Schrijvers brief

 

Friso de Zeeuw (Voorzitter Economisch Forum HBA)

Dick Min (Voorzitter bouwend Nederland NHN)

Heleen Keur (wethouder Den Helder)

Theo Meskers (wethouder Hollands Kroon)

Klaas Valkering (wethouder Bergen)

Annette Valent-Groot (wethouder Heerhugowaard)

Jasper Nieuwenhuizen (wethouder Langedijk)

Arthur Helling (wethouder Hoorn)

Andrea van Langen (wethouder Medemblik)

Wessel Breunesse (wethouder Zaanstad)

Jelle Beemsterboer (wethouder Schagen)